Motoren

Een kort overzicht van de Eysink motorgeschiedenis

Tot 1930

Tot 1930 bouwde Eysink de motoren en versnellingsbakken van de zwaardere modellen zelf. Ook frames werden zelf gemaakt. Voor licht gewicht, tweetakt modellen werden Villiers blokken ingekocht.
Vanaf het begin werden er motorblokken ingekocht. Zoals: Kelekom, Sarolea, Minerva. Dit naast motorblokken die ze volledig zelf bouwden. Eysink was vanaf het begin vooruitstrevend: met in 1905 de inbouw van een staande twin als motorblok. In de twintiger jaren experimenteerden ze al vroeg met buitenliggende vliegwielen.

Het jaar 1930

In 1929 werd de jonge Dick Eysink op reis gestuurd naar Engeland om daar een aantal motorblokken te kopen. Na de onderhandelingen kwam de prijs precies uit op wat hij had meegekregen. Een door August vooraf bekokstoofde deal……

Eysink bouwde de blokken in 1930 in en bracht een reeks modellen uit. (Zie ook het folder archief) Schijn bedriegt want de hele productie dat jaar bedroeg 97 motoren ! verdeeld over wel gene modellen. Het waren o.a. New Hudson kop- en zijkleppers.

Maar ze bevielen klaarblijkelijk niet want na 1930 werden JAP, Matchless en vooral Python Rudge (het befaamde model Alpenjager) blokken ingebouwd

De periode 1930 - 1940

De crisisjaren. Aanvankelijk werden er naast de zware viertakten een reeks lichtgewichten gebouwd. Met oplopende cilinderinhoud. Motorfiets of fiets met (hulp)motor?? Zeg het maar. Maar na de wijziging in de belastingwetgeving stortte heel Nederland zich op de lichte motorfiets. En het 125cc Villiersblok werd razend populair. Immers: de motorfiets moest beneden de 60 kg wegen en met het Villiersblok kon je een sterke snelle motorfiets bouwen.
Het model werd in het jubileumjaar 1936 uitgebracht en kreeg daarom de naam "Jubileum". De fabriek bestond 50 jaar.

Na WWII

Na de tweede wereldoorlog kwam de productie moeizaam op gang. Dit in tegenstelling tot andere merken als Sparta. Eerst werden de jubileummodellen weer uitgebracht. Later aangevuld met wat zwaardere tweetakten met o.a 175 JLO, 200cc JLO 200cc Villiers en 250cc Villiers. Het bleef moeilijk. Eysink kreeg geen echt markt aandeel meer en in 1953 viel het doek.

Starlift -A.R.I. periode

Starlift redde Eysink-fabrieken van het faillissement en tweede kwartaal 1953 werd er weer gewerkt. Er werden nieuwe modellen uitgebracht: de Lilliput bromfietsen en een 98 cc motor. De Junior (die direct Giraffe werd gedoopt). Daarbij verscheen er een  streepje in het logo: onder de hoofdletter E.  Het werden geen successen. Al een jaar later viel het doel opnieuw. En het bleef rumoerig tussen de aandeelhouders. In 1954 richtte  Joh.Spiers de  Amersfoorste Rijwiel Industrie (A.R.I.) op en in 1955 assembleerde hij Duitse Sitta Credette bromfietsen die in Nederland als Eysink Credette werden verkocht. Motoren werden er niet meer uitgebracht. Eind 1955 stopte A.R.I. alweer.  Onder andere wegens dreiging van processen over het Eysink-naam gebruik. “Eysink” productie in Amersfoort stopte.”

Toch nog een Eysink motor

En toch kwam er nog een Eysink motor in de jaren zestig.  Dick Eysink jr verkreeg in 1959 weer het recht onder eigen naam te produceren en bouwde in Soest zijn bromfietsen.  Hij experimenteerde wel met lichte motorfietsen en ontwierp een 50cc motorfiets. Eigenlijk een bromfiets met grotere cilinderinhoud. Er werden er niet veel van gebouwd. Slechts zes wordt beweerd.  Daarvan zijn er enkele getraceerd.

LIDMAATSCHAP

Samen het erfgoed van het merk Eysink in stand houden

Lid worden van de Eysinkclub biedt vele voordelen